Executiekosten en Nakosten

Gepubliceerd op 27 oktober 2021 om 17:21

Indien de schuldenaar een gerechtelijke uitspraak niet nakomt dan dient de schuldeiser zich te wenden tot de deurwaarder. De deurwaarder is onder meer belast met het ten uitvoer leggen van gerechtelijke uitspraken.

De kosten van deze tenuitvoerlegging worden ook wel executiekosten genoemd. Naast de executiekosten zijn er ook de nakosten (nasalaris). Dit zijn de kosten (niet-zijnde executiekosten) die zijn ontstaan na een gewezen vonnis en bijvoorbeeld betrekking hebben op het bestuderen van het vonnis en het bespreken van de inhoud van het vonnis en de te nemen vervolgstappen met de schuldeiser(es).

Wat is de juridische grondslag op grond waarvan 1) de schuldenaar de executiekosten en de nakosten (nasalaris) verschuldigd is, en 2) er beslagmaatregelen voor deze kosten kunnen worden genomen?

Deze vraag krijgen wij in de praktijk met enige regelmaat, zodat het ons handig leek om hier een klein artikel over te schrijven.

EXECUTIEKOSTEN

De door de deurwaarder te maken executiekosten staan niet vermeld in de gerechtelijke uitspraak. Dit in tegenstelling tot de geliquideerde proceskosten. De proceskosten zijn immers voor de rechter reeds ten tijde van de uitspraak bepaalbaar, terwijl natuurlijk nog niet duidelijk is wat de hoogte zal zijn van de executiekosten van de deurwaarder, indien de schuldenaar de uitspraak niet vrijwillig nakomt.

Op grond van artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)  levert de gerechtelijke uitspraak waarin is bepaald dat de schuldenaar een bepaald bedrag dient te betalen, ook voor de executiekosten een executoriale titel op (Hoge Raad, 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, rov. 3.5), hetgeen inhoudt dat ook voor de executiekosten beslag kan worden gelegd ten laste van de schuldenaar.

De hoogte van de executiekosten die door de deurwaarder bij de schuldenaar in rekening mogen worden gebracht zijn wettelijk vastgelegd in het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders (Btag). Dit worden daarom ook wel de "schuldenaarstarieven" genoemd.

Ook voor andere (executie-)kosten kan door de deurwaarder worden geëxecuteerd ten laste van de schuldenaar denk hierbij aan de kosten van de ontruiming die niet met name zijn genoemd in het voornoemde Btag-tarief (ECLI:NLGHAMS:2021:2873, rov. 5.7). Bij geschillen over de kosten kan de weg van artikel 237 lid 4 Rv worden gevolgd (begroting van de kosten door de rechter), dan wel dient een gerechtelijke procedure worden gevoerd bij de rechter (ECLI:NL:RBROT:2022:4203).

De schuldeiser blijft echter als opdrachtgever van de deurwaarder de kosten sowieso verschuldigd als de deurwaarder deze kosten niet kan verhalen op de schuldenaar.

NAKOSTEN

De deurwaarder is naast de executiekosten gerechtigd tot executie van de zogenaamde nakosten (nasalaris). Ook indien deze nakosten niet in de uitspraak van de rechter reeds voorwaardelijk zijn begroot. Net als bij de executiekosten levert de gerechtelijke uitspraak op grond van artikel 237 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een executoriale titel op voor de nakosten, zodat ook voor de nakosten beslag kan worden gelegd, zoals de Hoge Raad overwoog in voormeld arrest (zelfde rov. 3.5).

In de praktijk was het echter voor deurwaarders onduidelijk van welke hoogte aan nakosten uit moest worden gaan. Om deze reden heeft er een proefprocedure plaatsgevonden bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (23 december 2010, LNJ:BO8910) waar de vraag centraal stond welk bedrag aan nakosten in ieder geval als redelijk dient te gelden.

Volgens de voorzieningenrechter wordt in ieder geval redelijk (en gebruikelijk) geoordeeld de kosten die aansluiten bij de liquidatietarieven van de rechtbank civiel/hof/Hoge Raad, en als het gaat om een uitspraak van de Kamer voor kantonzaken/de kantonrechter, een ½ punt van het voor rechtbanken geldende tarief (Hof Amsterdam, 17 juli 2007, NJF 2007/388). Dit met een maximum van € 124,00 (tarief met ingang 1 februari 2021).

Indien echter een geschil ontstaat over de hoogte van de nakosten dan dient de weg van artikel 237 lid 4 Rv te worden gevolgd (begroting van de kosten door de rechter). Van een geschil kan sprake zijn als de nakosten hoger zijn dan het voornoemde als redelijk te gelden tarief, zonder dat de schuldeiser aannemelijk maakt dat bijzondere omstandigheden deze hogere kosten noodzakelijk hebben gemaakt (23 december 2010, LNJ:BO8910, rov. 4.7). 

Indien de schuldeiser aanspraak maakt op een hoger bedrag aan nakosten dan voornoemd, dan dient hij dit te onderbouwen jegens de deurwaarder.

De deurwaarder kan zo nodig de weg van artikel 438 lid 4 Rv volgen en dit bedrag ter toetsing voorleggen aan de voorzieningenrechter. Deze procedure kan echter wel aanzienlijke (proces)kosten met zich meebrengen voor partijen.

------------------------------------------------------------------------
Geschreven door mr. M.P.A. (Michel) Knol, gerechtsdeurwaarder voor het eerst gepubliceerd 

in 2018 en nadien herzien

 

NB: aan dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend.